In de Marokkaanse hoofdstad vindt sinds 2014 een jaarlijks showcasefestival plaats dat qua opzet doet denken aan de WOMEX (World Music Expo) maar dat zich vooral richt op Afrika en het Midden-Oosten. Vier dagen lang, dit jaar 19 tot en met 22 november, zijn er concerten op verschillende locaties in de stad en in de lobby van Théâtre Mohammed V, waar de meeste optredens zijn, kun je overdag rondstruinen op de trade fair. Ook daar is de focus van Visa For Music meteen duidelijk: vrijwel alle plekken zijn bezet door Afrikaanse festivals, labels en booking agencies. Festivalprogrammeurs en andere professionals kunnen zich bovendien aanmelden voor een speeddate-sessie met artiesten.
Charlie Crooijmans en Ton Maas reisden voor MixedWorldMusic naar Rabat om het allemaal mee te maken.

door Charlie Crooijmans en Ton Maas
foto's: Visa For Music Official Photographers
Het is inmiddels negen jaar geleden dat Charlie voor het laatst op Visa for Music was, en in die tijd is Rabat bijna onherkenbaar veranderd. De plek waar je destijds nog heerlijk verveinethee kon drinken in een soort terrastuin — tussen het Théâtre National Mohammed V en de Salle Renaissance, vlak bij de bioscoop en de rechtbank — is verdwenen. Daar ligt nu een ruim plein met grote, strakke tegels. Ook de bovenzaal van de Salle Renaissance is dicht, iets wat volgens bewoners pas sinds dit jaar zo is. In de plaats daarvan is nu de Salle Bahnini gekomen, niet ver van het theater. Alles ligt nog steeds op loopafstand, waardoor je makkelijk alle showcases kunt bezoeken: drie per podium. Alleen op de laatste dag liep het programma wat vertraging op. Wat gelukkig onveranderd is gebleven, is het Théâtre National Mohammed V: de prachtige grote zaal en de beurs op de eerste en tweede verdieping vormen nog steeds het hart van het festival. Opvallend dit jaar is dat Afrikaanse delegates duidelijk in de meerderheid zijn.
Rommelige openingsavond
Het eerste wat Ton (die dit jaar voor het eerst deelnam) opviel bij aankomst, is de kleinschaligheid van het evenement. De zaal van Théâtre Mohammed V is tijdens het openingsgala maar ten dele gevuld en op de ‘beursvloer’ die over twee
verdiepingen is verspreid, staan hooguit dertig stalletjes. Heel wat minder dan op de jaarlijkse WOMEX. Ook het openingsgala zelf oogt rommelig. Van een van de awards blijkt de beoogde uitreiker niet aanwezig, waarop de gastheer zicht tot iemand op de eerste rij richt en zegt: ‘Doe jij het dan maar!’ De awardwinnaars worden toegesproken en mogen vervolgens met hun prijs op de foto, maar krijgen geen gelegenheid om zelf iets te zeggen. Na een wel heel kort optreden van het Ballet National Djoliba uit Guinée-Conakry volgt een veel te lange schowcase van Perle des Lagunes, een drietal vrouwen uit Côte d’Ivoire, die bijna letterlijk verdrinkt in de galm. Middelmatige popmuziek met een lokaal tintje – niet iets wat je zou verwachten op zo’n evenement.

Overrompelende tour de force
Maar wat de hele avond – en misschien wel het hele festival – in één klap goed maakt, is het optreden van gnawameester Omar Hayat uit Essaouira (foto hierboven). Bewapend met zijn guembri (de plok-plokbasgitaar van de Gnawa) en stem plus zes zangers en dansers met metalen kleppers, maakt hij van zijn showcase een overrompelende tour de force. Als een bezetene rent Hayat zingend en de snaren geselend rond over het podium. Al snel vraag je je af hoe hij zo drie kwartier lang de aandacht vast gaat houden van het theaterpubliek. Dit is immers eerder ritueel dan toonkunst en bovendien bedoeld als tranceopwekkend, dus variatie is eigenlijk ongewenst. Maar door de show perfect op te bouwen met subtiele wisselingen en scherpe accenten, weet hij binnen het strenge format het uitzinnige publiek zijn wil op te leggen. Echt overdonderend.

Trommelen en dansen op het plein
Elke middag rouleren op het plein voor Théâtre Mohammed V enkele groepen met zang, dans en natuurlijk veel percussie. Hier mag het Ballet Royal Djoliba wél groot uitpakken met een epische voorstelling waarin vooral veel strijd geleverd wordt. Onversneden traditioneel is het zeker niet helemaal, want sommige dansmoves zijn overduidelijk aan de hiphop ontleend. De groepen trekken ook veel bekijks van voorbijgangers. Jammer alleen dat de plek niet openbaar is, waardoor mensen uit de stad niet spontaan kunnen aansluiten en meegenieten. Wat opvalt is dat veel van de grotere gezelschappen, zoals de Tambours Sacrés en het carnavaleske Ethnick uit Frankrijk (foto hierboven) afkomstig zijn. Zowel La Réunion als Martinique zijn immers overzeese Franse departementen. Zonder overheidssteun vormen bij zo’n omvang alleen al de reiskosten een bijna onoverkomelijke barrière.
Vogelvrij soleren op de balafon
De tweede avond brengt op het hoofdpodium de tweede klapper die deze editie van Visa For Music tot een zeer geslaagde maakt: het Kanazoé Orchestra uit Burkina Faso. Je zou denken dat de zanger van de groep met zijn formidabele stem de naamgever is, maar het draait hier toch echt om balafonvirtuoos Seydou ‘Kanazoé’ Diabate. Zijn stokken buitelen met onnavolgbare precisie over de houten klankstaven en terwijl de bespeler van de tweede balafon de pulse bewaakt, kan Kanazoé als een bezetene vogelvrij soleren. Als na een adembenemende solo basgitaar en drums eindelijk weer hun intrede doen in het klankbeeld, doet de ontlading bij het publiek de zaal trillen op zijn grondvesten.
Dramatiek weggelachen met colgate-smile
Maar ook de groep Aza rond de Marokkaanse Amerikaan Fattah Abbou levert die avond een puike showcase af, waarbij de ongebruikelijke combinatie van vijfsnarige banjo, viool en saxofoons dankzij uitgekiende arrangementen effectief wordt ingezet. Als Abbou niet voortdurend alles met een eeuwige colgate-smile had weggelachen, had het optreden beslist een betere dramatische opbouw kunnen hebben. Wat in de VS bijna onontkoombaar is, kan elders al gauw misplaatst zijn.
Terwijl Ton zich vooral richt op de showcases in het Théâtre Mohammed V, neemt Charlie de overige podia voor haar rekening. Over de tweede avond schrijft ze:
De groep Bantu uit Nigeria staat als een huis in de Salle Renaissance. De Duits-Nigeriaanse zanger Adé Bantu, frontman van de band, heeft een sterke podiumpresence. BANTU is acroniem voor Brotherhood Alliance Navigating Towards Unity. Voorafgaand aan het nummer Freedom, dat Adé met volle overtuiging zingt en waarbij hij krachtig wordt gesteund door twee zangeressen, herinnert hij het publiek aan de oorlogen in Zuid-Soedan en Gaza. Het geheel oogt als een professionele, solide show, met strakke Afrofunk, Afrobeat, highlife en Yoruba-invloeden.
Niet goed in balans
De showcases in Salle Bahnini vallen over het algemeen tegen. Op de eerste avond staan er drie Spaanse acts: El Niño Lord Cah, Sila Lua en Restinga. Eerstgenoemde maakt op het eerste gehoor een luchtige mix van flamenco-achtige zang met popgitaar, bas en drums, lekker losjes gespeeld. Het probleem is dat de zang niet goed in balans is met de band — en dat ligt niet alleen aan de geluidsinstallatie.
Alles uit de kast gehaald
Sila Lua, een rapper met een live-geluidskunstenaar (allebei vrouw) vormt een groot contrast met het Egyptische duo Too Fuse in de Salle Renaissance. Ze halen werkelijk alles uit de kast — saxofoon, panfluit, guembri, basgitaar en lier — om hun elektronica spannender te maken. Het resultaat blijft echter vrij lomp en doet nogal denken aan Jean-Michel Jarre met een beat. De Spaanse Sila Lua klink daarentegen verfijnder, creatiever en smaakvoller.
Bijna opera-achtig
Nashwa is een Belgisch duo, bestaande uit de Marokkaanse zangeres Ghizlane Melih en producer Alix Pilot op percussie. Zijn treden voor het eerst in Marokko op. Ghizlanes stem reikt in alle richtingen, van dark tot bijna opera-achtig. Ze zingt ook een mooi nummer over girlpower, waar de meisjes in de Salle Renaissance zichtbaar van genieten. Terug in Salle Bahnini hoor ik de jonge Spaanse Restinga — de artiestennaam van Herminia Loh Moreno. Ze is Marokkaans en woont in Sevilla. Haar sound is enigszins mainstream, met een lichte vocoder en ritmes als reggaeton, maar ook bezwerend en kwetsbaar.
Rauw en woest maar ook fijnzinnig
De derde avond in Théâtre Mohammed V gaat voortvarend van start met een uiterst afwisselende show van de Frans-Syrische groep Sarãb. Vooral zangeres Climène Zarkan maakt indruk met de breedte van haar palet, dat reikt van de ragfijne melismatiek van de klassieke Arabische muziek tot het snerpende gekrijs dat nodig is om boven de soms snoeihard spelende band uit te komen. Maar ook gitarist Baptiste Ferrandis staat zijn mannetje, rauw en woest waar het kan, maar waar nodig ook fijnzinnig en subtiel. Helaas zakt het na dit enerverende optreden behoorlijk in met de keurige doch onopvallende showcase van de Kaapverdische Maura Delgado en de weliswaar geoliede maar ook nogal routineuze deugpop van Zolani Mahola & the Feminine Force uit Zuid-Afrika. Met zo’n pretentieuze naam heb je echt wel iets te bewijzen en hier lijkt het vooral grootspraak.
Smeuïge melismen uit raï en chaâbi
De eerste showcase in de Salle Renaissance diezelfde avond is van Sami Galbi. Begin dit jaar stond hij nog op ESNS in Groningen. De Zwitsers-Marokkaanse producer, zanger speelt op electronics en traditionele instrumenten zoals de metalen qraqeb uit de gnawa, en wordt begeleid door een percussionist. De smeuïge melismen uit de raï en chaâbi die hij via zijn orgeltje laat horen, klinken bijzonder goed.
r&b-kopie met lompe energie
Als een groep zichzelf Telen Uncommon Sounds noemt, verwacht je een ongebruikelijke, misschien zelfs experimentele sound. Maar deze formatie uit Sierra Leone klinkt als een regelrechte kopie van een r&b-band uit de Verenigde Staten. Zou dat in Sierra Leone ongebruikelijk zijn? 21Tach uit Marokko bestaat uit twee middle-of-the-road rappers; ze hebben een rauwe, maar vooral lompe energie. Mawndoé uit Tsjaad staat bekend als een legendarische zanger, mede-oprichter van de groep Yeleen, en zijn poëtische teksten zijn volgens het boekje activistisch. De showcase lijkt echter nergens op. Het is niet duidelijk waar zijn teksten voor staan en als zanger klinkt hij niet meer zo krachtig. Vooral de toetsenist bakt er weinig van. Queen Rima uit Guinee heeft helaas geen visum gekregen en wordt vervangen door haar landgenoten: de drummers van het Ballet National Djoliba.
Krachtige en ontroerende boodschap
Jamila & The Other Heroes uit Berlijn volgen daarna in Salle Bahnini. De politieke boodschap van de Duits-Palestijnse Jamila in zake Palestina is krachtig en ontroerend. Ze laat een video zien van haar held Juliano Mer-Khamis, ter nagedachtenis aan hem. De muziek — psychedelische desert-rock — klinkt op zich goed, maar de boodschap komt minder sterk over wanneer Jamila zingt, mede door haar lichte, dunne stem.
Met de shuttlebus naar geniale showcase
Na de showcases vinden er DJ-sets plaats in Salles Chellah, een prachtige locatie buiten de stad, bereikbaar met een shuttlebus. Charlie besluit op vrijdagavond een kijkje te nemen. De ruimte is behoorlijk groot en op de vloer ligt tapijt. De showcase Aichouche by Khalil Epi is geniaal — de beste act in tijden. Componist en filmer Epi speelt electronics, toetsen en drumpad, synchroon met de videobeelden die hij zelf heeft geschoten en die worden getoond op drie grote videoschermen. Elk nummer vormt een nieuw hoofdstuk met volksmuzikanten uit het rauwe Tunesië. Op deze manier haalt Epi de verschillende groepen — waarvan in andere producties vaak alleen samples te horen zijn — uit de anonimiteit. Met naam, toenaam en in vol ornaat, inclusief hun ruwe kanten: een vrouwengroep met doorleefde gezichten, een mannengroep tijdens een soefidans die echt in trance raakte, een meisje dat langs een rivier staat te zingen en zich halverwege het lied niet meer de rest van de tekst kan herinneren. Aan de kleine knipjes in het beeldmateriaal is te zien dat hij software gebruikte om alles toch in de dansbare beats te laten passen. Het is een werkelijk prachtige ervaring.
Bühne te klein voor podiumbeest
Fijn dat ook de laatste avond op het hoofdpodium van Visa For Music nog voor een sensatie zorgt: het optreden van Selma Uamusse met haar band uit Mozambique. Uamusse is niet alleen een fantastische zangeres, maar ook een podiumbeest van jewelste. Dat de bühne haar soms niet eens groot genoeg is, blijkt wel als ze zingend en dansend de zaal in verdwijnt en balancerend op stoelleuningen of kruipend door gangpaden argeloze toeschouwers haar microfoon onder de neus duwt om een partijtje mee te zingen. Fraai en opwindend is bovendien de pas de deux met zwaaiende armen en benen die ze samen met de percussionist synchroon uitvoert.
Organische blend van stijlen
In de Salle Renaissance staat op de laatste avond als eerste Daby Touré, geen onbekende in Nederland. De Mauritaans-Senegalese singer-songwriter heeft een aangename, warme sound: een organische blend van Afrikaanse en westerse stijlen. In het Théâtre National Mohammed V — Ton is vroegtijdig vertrokken om uitgerust de volgende dag te kunnen afreizen — staat Kin'Gongolo Kiniata uit Kinshasa. Zij geven een nieuwe draai aan Congolese rumba met een afro-punk-twist. Ik verwachtte vooraf een hoop lawaai, omdat ze veel gebruik maken van voorwerpen uit het afval als muziekinstrumenten, maar het klinkt verrassend goed en heerlijk dansbaar. De groep heeft inmiddels ook al aardig wat optredens in Nederland gehad.
Swingen op gnawamuziek
Saad Tiouly uit Casablanca is een van de hoogtepunten. Normaal speelt hij met een volledige band, maar in de Salle Renaissance treedt hij op met vijf enthousiaste qraqeb-spelers (later ingewisseld door twee trommels). De hele zaal staat te swingen op zijn gnawamuziek. Opvallend is dat de muziek eigenlijk nooit echt stopt: na een versnelling transponeert hij naar een andere noot en gaat het gewoon verder in een langzamer ritme. Zijn enorme bos haar en brede glimlach geven iedereen een goed gevoel.
Wisselende kwaliteit
De laatste showcase op dit podium is van Diese Mbanque; hij doet me sterk denken aan de Britse zanger Seal, vooral door zijn podium presence, met grote gebaren en voortdurend dansend op de zeer toegankelijke afrofunk. De showcases in Salle Bahnini zijn helaas van mindere kwaliteit. Eerst is er de Koreaanse groep TTGS, met een melange van jaren-80-pop, K-pop en pansori. Omar and the Eastern Power is een groep uit Seoel met Marokkaanse, Koreaanse en Egyptische muzikanten met een middelmatig optreden. De allerlaatste showcase is een regeltrrecht dieptepunt: de multi-instrumentalist Lotfi E. uit Salé (naast Rabat) is duidelijk nog niet klaar voor een showcasefestival. Het lijkt alsof hij ter plekke ontdekt wat je allemaal uit synths kunt halen. Ook de Marokkaans-Canadese electropopzangeres Anyma Ora’, met haar lange uithalen, trekt niet veel publiek.
Tot besluit
Visa for Music 2025 laat opnieuw zien waarom het festival een uniek ontmoetingspunt is voor artiesten, professionals en liefhebbers van muziek uit Afrika, het Midden-Oosten en daarbuiten. De kwaliteit van de showcases liep dit jaar sterk uiteen: van uitzonderlijk sterke optredens die het publiek moeiteloos meenamen — zoals Bantu, Saad Tiouly en de overweldigende audiovisuele set van Aïchoucha by Khalil Epi — tot acts die nog niet klaar leken voor een internationaal podium. Vooral de programmering in Salle Bahnini was wisselvallig, terwijl de Salle Renaissance opvallend vaak het niveau en de energie vasthield die je van een showcasefestival verwacht. Loubna El Boujoufi, programmeur van TivoliVredenburg, had graag meer nieuwe Marokkaanse muziek gehoord. Er is zoveel meer gaande in de Marokkaanse muziekscene dan in deze editie werd getoond. Hopelijk komt daar volgend jaar meer ruimte voor. Waar het ook nog aan schort, is de informatievoorziening. Bij aanvang moesten bezoekers het doen met een enkele programma-flyer en summiere profielen op de website. Pas op de tweede avond werd in de hotels het uitgebreide programmaboek verspreid, maar ook daarin ontbraken contactgegevens van de artiesten, zodat programmeurs en andere belangstellenden zelf maar moeten uitzoeken langs welke weg ze een artiest zouden kunnen boeken.














