Recorded by Jonathan Hill in Venezuela, 1981, and Feliz López de Oliveiros in Colombia, 1984-1985
Sublime Frequencies SF1250
door Fred Gales
Het geluid van de anaconda, van de meerval, van het grote knaagdier de paca, van de kikvorsen en het geluid van de vingers van Kuwái, de eerste mens die nog kon veranderen van mens in dier en in een bovennatuurlijk wezen. Dat alles in de oertijd, toen er nog klanken waren die de wereld openden. Die klanken worden nu gebruikt in rituelen en ceremoniën door de blaasensembles van de Wakuénai die te horen zijn op het vinylalbum Music for Shape-Shifters (muziek voor vormveranderaars).
Traditionele klanken die elektronisch aandoen
De klanken uit de oerwereld worden nu voortgebracht door een serie zelfgemaakte trompetten en fluiten van organische materialen, die een rijke klankwereld scheppen van glijdende tonen en zinderende bassen die elektronisch aandoen. Het is echter traditionele muziek, gespeeld op simpele maar inventieve instrumenten. Het is muziek die alleen in het Amazonegebied wordt gemaakt, een gebied van oerwouden en rivieren dat zich uitstrekt over Peru, Ecuador, Brazilië, Colombia, Venezuela, Guyana, Suriname en Frans-Guyana. Het is de muziek van de vele inheemse volken in de regio, elk met hun eigen taal en cultuur. De onderlinge verschillen zijn groot, maar de muziek is altijd attractief en vol nieuwe muzikale ideeën. Veel groter nog is het verschil met de muziek van de migranten en kolonisatoren die bovendien de neiging hebben om de natuur en het bos uit te buiten en te vernietigen voor snel gewin. Het is jammer dat de muziek van de oorspronkelijke bewoners slechts zelden te horen is en bijna altijd door toedoen van enkele etnomusicologen of andere enthousiastelingen. Als deze muziek al wordt uitgebracht, is dat meestal door universiteiten, musea en archieven, waar veel ongehoord blijft liggen. Dat was ook bijna gebeurd met de opnamen van Jonathan Hill en Feliz López de Oliveiros.
Rottende planten gaven de rivier haar naam
De opnamen voor Music for Shape-Shifters zijn gemaakt in het grensgebied tussen Venezuela en Colombia, bij de rivieren Guainía en Tomo. De Rio Guainía is de belangrijkste zijrivier van de Amazone en wordt ook wel Rio Negro of zwarte rivier genoemd, een naam die ze dankt aan de blauwzwarte kleur van haar water, veroorzaakt door de grote hoeveelheid rottende planten die ze meevoert. Het is het woongebied van de Wakuénai, de aan hen verwante Baniwa-volken en een aantal naburige Piaroa-Saliban sprekende volken. De Wakuénai en Baniwa spreken een taal van de Arawak taalfamilie en zijn zo’n 10.000 tot 20.000 in getal.
De adem als levenskracht die geesten kan oproepen
Op het album hoor je hun blaasensembles, die met allerlei trompetten en fluiten klanken maken die geassocieerd worden met dieren, natuurverschijnselen, voorouders, geesten en het begin van de wereld. De adem wordt door de Wakuénai beschouwd als een levenskracht die door het geluid van de blaasinstrumenten de geesten kan oproepen die bij de rivieren, de bossen en de hemel horen. Dat geluid maakt het ook mogelijk om tussen de menselijke, dierlijke en geestelijke wereld te bewegen. Dat is de vormverandering waarnaar de titel verwijst en zonder welke rituelen en ceremoniën niet mogelijk zouden zijn.
Eerder verschenen opnamen uit de regio
Van dit soort muziek werden al eerder opnamen gemaakt, zoals in 1911-1913 door de Duitse antropoloog Theodor Koch-Grünberg, toen nog op wasrollen. Ze zijn heruitgebracht op cd door het Berliner Phonogramm-Archiv met als titel Walzenaufnahmen aus Brasilien. Daarbij gaat het vooral om naburige en verder westelijk levende inheemse volken zoals de Taulipáng, de Yakuaná, de Tukano, de Makushi, de Desana en de Wapischaná. Op slechts twee tracks zijn de Baniwa met hun japurutú fluiten te horen. Verder zijn er nog de opnamen van Pierre Gaisseau, gemaakt tussen 1948 en 1950 en door het Musée de l’Homme in Parijs uitgebracht als een set van vijf 78toerenplaten (Musique Primitive Indienne, mission Orénoque-Amazone, 1948-1950). De opnamen van Gaisseau bevatten voornamelijk opnamen van de iets noordelijker levende Piaroa’s en van de Maquiritare, de Yanomámi en de Puinave. Elf tracks van Gaisseau bij de Piaroa zijn zonder tikken en kraken te beluisteren in het radioprogramma Klankbron 67 over de Amazone Indianen. Deze opnamen bevatten alle blaasensembles die ook te horen zijn op het album Music for Shape-Shifters.
Verspreider van minder bekende muzieksoorten
De Amerikaanse antropoloog Jonathan Hill maakte enkele van de opnamen, Felix López de Oliveiros, hoofdman van de Wakuénai, de andere. Het album werd geproduceerd en samengesteld door Kenneth Routon van het internet-radiostation Radio is a Foreign Country. Met zijn radiostation en zijn mix tapes levert hij een bijzondere bijdrage aan de verspreiding van allerlei minder bekende muzieksoorten, van Indonesische Dangdut, synthesizer-folkmuziek uit Albanië, psychedelica uit Birma en electro-raï uit Algerije tot West-Afrikaanse radiouitzendingen. Routon was een student en goede kennis van de inmiddels overleden Jonathan Hill (1954-2023) en heeft ervoor gezorgd dat deze langspeelplaat kon uitkomen. De uiteindelijke geluidsbewerking, artistieke leiding en samenstelling zijn verzorgd door Hisham Mayet, mede-eigenaar van Sublime Frequencies, die de plaat heeft uitgebracht. Bij het album zit ook een bijsluiter van vier pagina’s met foto’s en extra informatie.
De allereerste door inheemsen zelf gemaakte opnamen
Tot verbazing van Jonathan Hill hadden Felix López de Oliveiros en zijn zoons de door hem achtergelaten apparatuur gebruikt om zelf opnamen te maken van rituelen, ceremoniën, en mythische verhalen, bij elkaar zo’n twaalf uur. Het zijn daarmee de allereerste geluidsopnamen door de Wakuénai zelf. De eerste twee tracks van de plaat zijn opgenomen door Jonathan Hill en hebben een lengte van in totaal 7’28 minuten. Zij werden in 1981 in Venezuela gemaakt. Het gaat om een track met de meerval-trompetten die het geluid nabootsen van een rivier vol paaiende, migrerende vis. Samen met de fluiten bootsen zij later het geluid van de oerwereld na. Het begint met in elkaar glijdende lage tonen, afgewisseld met menselijke kreten. Dan komen de fluiten en de trompetten met in elkaar overgaande lange tonen. Het creëert, in geluid, een eeuwigheid met een vanzelfsprekend karakter en een continue, langzaam veranderende klankwereld. De tweede track is een duet tussen de yapurutú en tsikota fluiten zonder vingergaten. Zij bestaan elk uit een set in lengte verschillende, mannelijke en vrouwelijke fluiten die met afwisselende tonen samen de melodie vormen. Het geluid bestaat uit hoge en midden tonen die weer verglijden en in elkaar overgaan met op het einde een korte, sprekende stem.
Het album in detail
Van Felix López de Oliveiros zijn de overige vijf tracks, die in totaal 37’10 minuten in beslag nemen. Zij zijn opgenomen in 1984-1985 in Colombia. In de derde track van kant A spelen mannen in een kano trompetten die geassocieerd worden met verschillende diersoorten en lichaamsdelen van Kuwái. Zij produceren korte, stotende en lage klanken die soms glijden. Het wel lijken sprekende buitenaardse stemmen die niet zouden misstaan bij een aflevering van Star Tracks. A 4 is een plaatsnaamritueel met de héemali en tsitsi-apentrompetten in een langzamer tempo met lange tonen, af en toe sprekende stemmen en, op afstand, blaffende honden. De laatste track van kant A is een track waarin vrouwen dronken raken van yaraki rum en seksuele grappen maken over de kikvorsfluiten die door de mannen buiten worden bespeeld. De kikvorsfluiten staan voor Kuwái’s penis. Het is een track waarin eerst de fluiten met hun hoog- en middentonige, glijdende tonen een zo goed als psychedelische rol spelen. Daarna hoor je de vrouwen zingen, praten en lachen.
Bassende trompetten in de achtergrond
Kant B bestaat uit twee tracks. De eerste gaat over het geluid dat de wereld opende en wordt gespeeld op de Anaconda-schorstrompetten, de witte-reigerfluiten die de duim en vingers van Kuwái representeren, en de kikvorsfluiten. Het is een combinatie lage tonen, uitroepen van mensen en van zwevende middentonen die doet denken aan het nooit stille tropische bos met al zijn dieren. De tweede track wordt gespeeld op de paca-schorstrompetten, de apentrompetten en de Waliadowa fluiten die staan voor de drie buitenste vingers van Kuwái’s rechterhand. Het begint met de fluiten, die een melodie herhalen tegen de achtergrond van de bassende trompetten. Ongeveer halverwege houden de trompetten ermee op en beginnen wat later weer opnieuw waarbij de melodie van de fluiten wat verandert. Dit herhaalt zich. Weer stoppen de trompetten, dan veranderen de fluiten wat van melodie en vervolgens komen de pompende bassen weer in. Er zijn wat slagen van takken hoorbaar die wellicht een rol spelen bij het ritueel. Het eindigt met eerst meer bastonen, dan het einde van de trompetten en niet veel later worden de fluiten uitgefaded. Helaas heeft deze track ook het vaakst last van blaffende honden.
Beluisteren mag, maar zien niet
In de bijsluiter staat dat bij het selecteren van de tracks de nadruk lag op initiatieriten en dat elke verwijzing naar heilige namen, heilige liederen en liederen in geestentalen verwijderd of niet opgenomen is, waarschijnlijk vanwege het verbod om deze informatie te delen met buitenstaanders. Net als de vrouwen en kinderen mogen ook buitenstaanders de blaasinstrumenten tijdens de rituelen niet zien, maar ernaar luisteren mag wel.
Zwakke kanten
Dit brengt ons bij de minpunten van het album. Zo wordt nergens vermeld welke opnameapparatuur en microfoons zijn gebruikt. Dat zou deels een verklaring kunnen bieden voor de zwakte van de laagste tonen bij de meeste tracks en de neiging tot oversturing van de stemmen in track 5 van kant A. Ook worden de namen van de muzikanten niet vermeld; wat tegenwoordig nogal ongebruikelijk is bij dit soort opnamen. Een ander probleem zijn de blaffende honden, die nogal hard worden weergegeven en in track B: 2 behoorlijk irritant zijn. Zij hadden mijns inziens makkelijk eruit geknipt kunnen worden.
Ondanks bezwaren een waardevolle bijdrage
Ook de soms nogal warrige tekst van de bijsluiter met de nodige spelfouten lijkt me een haastklus. Zo worden Kuwai, Kuwái en Kuwau door elkaar gebruikt. Soms worden termen vertaald of uitgelegd, maar soms ook niet, zoals héemali, een soort trompet. Verder heeft hoesfoto een groene zweem, waardoor het zwarte haar van de spelers verkleurd wordt weergegeven. Het lijkt wel een ingekleurde zwart-witfoto. Op de hoesfoto zie je ook vrouwen en kinderen samen met mannen en de bespeelde blaasinstrumenten, wat nogal tegenstrijdig is met het taboe op het zien van deze instrumenten tijdens rituelen. Hetzelfde geldt voor de foto’s van het vervaardigen van de trompetten in de bijsluiter. Ook zijn er geen bijschriften bij de foto’s in de bijsluiter en zo wordt het ook niet duidelijk welke soort trompet of fluit is afgebeeld en ook niet wie er op de foto staat. Op die manier worden mensen weer gereduceerd tot anonieme vertegenwoordigers van hun soort in plaats van als individuen. Het feit dat deze bijzondere opnamen überhaupt gepubliceerd zijn, maakt die bezwaren echter van ondergeschikt belang. Dit album laat ons kennis maken met uitzonderlijke muziek die voorheen slechts door weinigen – en dan nog met veel moeite – te beluisteren was.