Al jaren verzucht programmeur Rob Lokin van het Afrikafestival in Hertme dat het steeds moeilijker wordt om in Afrika nog authentieke muziek te vinden. Zoals overal ter wereld is ook daar namelijk sprake van steeds meer culturele eenheidsworst naar westers voorbeeld. Toch slagen hij en zijn collega’s er elk jaar weer in om het inmiddels zeer trouwe publiek op de nodige verrassingen te onthalen, ondanks de problemen die ze zich daarmee soms op de hals halen.
Want wie artiesten uit de Derde Wereld naar Europa wil halen, moet voorbereid zijn op visumperikelen. En in dit tijdsgewricht van politieke verrechtsing worden die alleen maar erger. De voor dit jaar geplande openingsact, de groep Pépit’Arts uit Benin, moest om die reden verstek laten gaan. En ook voor een van de grote verrassingen van deze editie, zangeres Kankou Kouyaté uit Mali, was het tot het eind toe spannend of een drietal muzikanten uit de groep die haar zou begeleiden, de koffers wel kon pakken. Op de valreep werd hun een visum voor slechts drie dagen verstrekt, zodat ze pas daags voor Herme konden afreizen en de ochtend na hun optreden meteen weer het land moesten verlaten.
De plaats van Pépit’Arts werd zaterdagmiddag om twaalf uur ingenomen door Sina-Ubi Zawose & Pamoja Zanzibar. In zekere zin geen primeur, want de Zawose Familie was in 2009 al eens te gast geweest in Hertme, maar in dit samenwerkingsverband met de Poolse muzikant en producer Radek ‘Bond’ Bednarz worden dwarsverbanden gelegd tussen traditionele en moderne Gogo-muziek met westerse pop. Op het podium werd dat contrast fraai verbeeld door de in traditionele kledij gehulde Lucas Ubi Zawose met zijn chizeze (vedel) tegenover de westers uitgedoste Bond met basgitaar en honkbalpet.
Het kwartet Alostmen & Wanlou The Kubolar bleek daarna op papier (een combinatie van muzikanten uit vier verschillende bevolkingsgroepen in Ghana) geslaagder dan in de praktijk. Aan enthousiasme en energie ontbrak het de mannen niet, maar aan samenhang wel. Hun naam – afgeleid van ‘a lost man’ – zou moeten verwijzen naar iemand die altijd in beweging is en daardoor ongrijpbaar, maar wekte soms eerder de indruk van de weg kwijt zijn.
Na een sterk en overtuigend optreden van Nancy Vieira met haar begeleiders uit Cabo Verde – waarop je als kniesoor misschien zou kunnen aanmerken dat van de beloofde mengeling van funana en samba niet zo héél veel te horen was – en een smakelijk geserveerde cocktail van afropop, highlife en afrobeat door de feestelijk uitgedoste Pamela Badjogo uit Gabon, mochten de mannen van Bamba Wassoulou Groove uit Mali met de nodige misbaar hun muzikale spierballen laten rollen. Want grooven, dat kunnen deze muzikanten als geen ander! Niet toevallig prikkelde hun optreden ook de eerste danslustigen uit het publiek om een kansje te wagen op het podium.
Ballaké Sissoko, zoon van kora-legende Djelimady Sissoko en zelf inmiddels een van de allergrootste bespelers van de 21-snarige harpluit van het Mandingvolk, beet zondagmiddag het spits van de tweede festivaldag af met zijn virtuoze snarenspel. Inclusief de omstandige aankondiging door Rob Lokin kreeg hij slechts een tijdslot van krap vijftien minuten toebedeeld. De belofte dat hij later nog twee keer te horen zou zijn in het Spookhoes, wekte bij mij vooral de suggestie dat zijn muziek als te fijnzinnig en intiem werd beschouwd voor het hoofdpodium. Wat mij betreft een misser!
De leidster van de Toeareggroep Tartit, die opmerkelijk genoeg vooral uit vrouwen bestaat, gaf veel tekst en uitleg bij hun optreden, om te concluderen met de uitspraak: ‘Wij gehoorzamen aan niemand – alleen aan de woestijn!’ Dat gold zeker voor hun muziek, waarin het ritme steevast de wiegende telgang van kamelen als fundament heeft. Na de gestroomlijnde show van Y-Bayani en Baby Naa met de Band of Enlightenment, Reason and Love, waarin zelfs enkele aankondigingen meerstemmig en volmaakt synchroon uit vereende kelen opstegen en trombonist Emmanuel Onsoh deze Ghanese interpretatie van de reggae een verrassend tintje gaf, was het tijd voor dé ontdekking van Hertme ’24: zangeres Kankou Kouyaté. Dit nichtje van de inmiddels welbekende n’gonispeler en bandleider Bassekou Kouyaté, afkomstig uit de stad Segou, heeft inderdaad een geweldige stem, waarmee ze zowel snijdend scherp kan uithalen als diep resonerend koeren, plus alle klankleuren daartussenin. Met haar ook nog eens filosofisch geïnspireerde teksten, waarin vrouwenrechten een centraal thema zijn, positioneert de jonge Malinese zich bovendien als een singer-songwriter van formaat.
Het optreden dat mij echter het meest bij de kladden greep, was dat van de inmiddels vijfenzeventigjarige afstammeling van de stichter van het Mandingrijk Salif Keïta. Vlot ter been is de oude baas al lang niet meer, maar zijn stembanden vertonen nog altijd geen spoor van slijtage. Zodra hij zijn keel opent, stijgt die ongrijpbare en bijna onstoffelijke stem hemelwaarts en vindt bij de luisteraar nog altijd blindelings de weg naar diep verborgen snaren. Hij neemt weliswaar hooguit veertig procent van de duur van het optreden voor zijn rekening, maar samen met zijn muzikanten zet hij wel een spektakel van bijna twee uur neer waar menigeen nog een puntje aan kan zuigen. Van de humeurige knorrepot van weleer is na het zoveelste afscheid niets meer te merken. Hij laat zijn twee fantastische zangeressen om beurten schitteren als solist en is niet te beroerd om daarbij van microfoon en plaats te wisselen en zelf het ‘koortje’ voor zijn rekening te nemen! Als enthousiastelingen van alle leeftijden het podium beklimmen voor acrobatische dansjes, slaat hij hen niet alleen welwillend gade, maar moedigt ze met handgeklap aan en sluit de kleintjes zelfs in de armen voor een selfie. Natuurlijk is zijn band een geoliede machinerie die in hoge mate op routine draait, maar het is allemaal zo waanzinnig goed en retemuzikaal dat je je kritisch vermogen graag even aan de kant zet om er heerlijk in te kunnen verdwijnen.
Klik hier om mijn foto’s uit Hertme te bekijken.