Stan Lokhin, ambassadeur van de Surinaamse muziek
'Ik kreeg een schorsing wegens het spelen van junglemuziek' woensdag 15 december, 2010
door Patrick Meershoek
Hij zegt dat hij wil sterven in het harnas. In zijn kamer op de vijfde verdieping van zorgcentrum Sint Jacob werkt Stan Lokhin tussen de beterschapswensen op een keyboard aan het kerstrepertoire van het vrouwenkoor Maranatha. Niet dat hij verwacht de uitvoering mee te maken. ‘Mijn nieren zijn er slecht aan toe. Omdat mijn hart ook niet goed is, kan ik niet gedialyseerd worden. Het is de bedoeling dat ik langzaam sterf. De gifstoffen hopen zich op in mijn lichaam en zorgen ervoor dat ik steeds slomer word. Uiteindelijk raak ik in coma en that’s it. Geen leuk vooruitzicht, maar ik heb me ermee verzoend. Ik pluk de dag en kijk met plezier terug op alles wat ik heb gedaan.’
Mooie herinneringen bij de vleet. Aan zijn jeugd in het Paramaribo van de jaren vijftig, waar de maat van het muzikale leven werd aangegeven door de wekelijkse parades van de militaire kapel. In de hotels en sociëteiten speelden The Swing Masters de muziek van Duke Ellington en Benny Goodman. Thuis repeteerde het Orchestra Popular, het orkest van vader Emelius. ‘Ik luisterde naar de muziek en de enorme ruzies als er iets mis ging. Als klein jongetje kon ik dat niet begrijpen, zo fanatiek als die mensen met de muziek bezig waren. Later begreep ik dat het om het resultaat ging. Ze maakten elkaar uit voor alles wat mooi en lelijk was. Daarna dronken ze gezellig een borreltje en was de repetitie voorbij. Het is altijd een voorbeeld voor me gebleven.’
De voertaal in de professionele muziek was Engels en Spaans. Surinaamse volksliedjes werden alleen instrumentaal gespeeld. ‘De Nederlanders wilden als koloniale overheersers verstaan was de mensen zeiden. Wij mochten thuis geen Sranantongo spreken. Op school kreeg je strafwerk. Hetzelfde gold voor de muziek. Als je Surinaamse muziek speelde, was je vernegerd en onbeschaafd. Dat was de officiële lijn. Af en toe waren er clandestiene feesten met Surinaamse volksmuziek. Dan stond op zondagmiddag plotseling het kaseko-orkest Orchestra Washboard ergens voor de high society te spelen. Onaangekondigd en niemand wist wie het orkest had besteld. Dan was het groot feest.’
Op zijn dertiende had Lokhin zijn eerste eigen band. The Rhythm Makers speelden de muziek die hij thuis had afgekeken van het Orchestra Popular, aangevuld met Amerikaanse soul, Caribische calypso en Surinaamse volksliedjes mét zang. ‘Dat was clever. We aten van alle walletjes en konden overal terecht. Overdag zat ik op school, ’s avonds traden we ergens op. Ik verdiende honderddertig gulden in de week, een vermogen. Ik was de best geklede leerling van de school, terwijl ik door mijn ouders als kweekje bij mijn grootmoeder was gebracht, omdat zij niet alle kinderen konden onderhouden. Mijn vader had moeite met mijn succes. Hij had moeten sappelen in de muziek. Hij had liever gezien dat ik had gekozen voor een baan in het onderwijs.’
In 1966 kreeg Lokhin een beurs voor het conservatorium in Amsterdam. Hij was de tweede Surinaamse student op de opleiding, na John Helstone, de latere tweede concertmeester in Rotterdam. ‘Ik was de jongen uit de jungle. Vanaf het moment dat ik goede cijfers ging halen, werd ik met meer respect behandeld.’
Hij woonde in die jaren op een klein kamertje in de Vancouverstraat waar hij van zijn hospita niet mocht blazen, zelfs niet met een demper op zijn trompet. ’s Avonds speelde hij met zijn bandje op feesten van de Surinaamse en Antilliaanse gemeenschap in Huize de Liefde aan de Keizersgracht en het Roothaanhuis aan de Rozengracht. De mensen kwamen uit het hele land. Eerst eten, daarna dansen tot de laatste trein.
Overdag verbleef Lokhin op het conservatorium in het strakke gareel van de klassieke muziek. ‘Ik heb nooit willen kiezen tussen de klassieke muziek en de lichte muziek. Ik hield van beide. Maar dat was niet vanzelfsprekend. Ik ben een keer in de problemen geraakt nadat ik als begeleider van Oscar Harris op de televisie was verschenen. De directeur van het conservatorium liet mij bij zich roepen. Ik kreeg een schorsing van twee weken aan mijn broek wegens het spelen van junglemuziek. Zo werd het letterlijk gezegd. Woedend was ik daarover. Ik speelde op zondag ook trompet in de Westerkerk, maar daar maakten ze geen punt van. Ik heb op het punt gestaan op te stappen. Zo onrechtvaardig vond ik het.’
Korte tijd later zou Lokhin het conservatorium alsnog verlaten. Aanleiding was een brief uit Suriname, waarin zijn vrouw en moeder van twee kinderen hem liet weten een relatie te hebben aangeknoopt met zijn beste vriend. ‘Ik was helemaal door het dolle. Ik had tijdens mijn studie gewerkt op het dok om te sparen voor hun overkomst. Van het geld ben ik naar Italië gereisd. Daar heb ik mij aangesloten bij The Needles. Het waren allemaal Surinamers die als Amerikanen werden verkocht. Dat leverde meer geld op. Voor en na de concerten mochten we uitsluitend Engels spreken. We waren goed hoor. We hebben Aretha Franklin begeleid, King Curtis en Natalie Cole. In Genua stonden we in het voorprogramma van Queen en Genesis.’
The Needles vormden een attractieorkest dat laat op de avond de taken van het huisorkest in clubs en discotheken overnam. Een concert duurde drie kwartier en alle registers werden opengetrokken. ‘Onze gitarist speelde met zijn tanden. Ik hing te blazen aan een balk. Het was een sensatie. We hebben veel geld verdiend. Ik heb mijn verstand gebruikt en ben zuinig omgegaan met mijn verdiensten. Mijn collega’s waren te gekke mannen, maar ze leefden met de dag. Ik leidde een saai leven. Terwijl de anderen achter de wijven aanzaten, zat ik in de kleedkamer te studeren met een whiskey en een colaatje. Het conservatorium had geregeld dat ik mijn opleiding in Parma kon afmaken. Dat heb ik braaf gedaan.’
Terug in Nederland, diploma op zak, voegde Lokhin zich bij The Twinkle Stars, de succesvolle begeleidingsband van Oscar Harris en Billy Jones. Het plan was om een nieuwe muzikale koers in te slaan, met de Surinaamse kaseko als nieuw ingrediënt. ‘Ik wilde de groep naar een hoger plan tillen. The Twinkle Stars speelden op het podium, maar in de studio werden ze vervangen door sessiemuzikanten. Ik wilde dat ze muziek leerden lezen. Ik zei: het is leuk dat je Amerikaanse muziek speelt, maar je zult dat nooit beter kunnen dan een Amerikaan. Laten we Surinaamse muziek maken.’ Het resultaat was de in 1973 verschenen plaat Trotyl met nummers als Poeroe Voetoe en Loekoe Fa Den Boi e Danzie. Het bleek een gouden greep te zijn.
De opwinding over een plaat met Surinaamse volksmuziek met tot in de puntjes verzorgde arrangementen trok ook de aandacht van de Surinaamse zanger Lieve Hugo. Hij vroeg Lokhin zijn nieuwe plaat te produceren. ‘Hugo was een fantastische zanger met een geweldig charisma. Hij pakte iedereen in. In 1973 was hij al ernstig ziek opgenomen in het OLVG. Hij leed aan maagkanker en had veel last van de medicijnen. Ik heb in de studio twee dagen opnamen gemaakt met de band. Daarna is Hugo de nummers komen inzingen. Hij hoorde toen ook voor het eerst wat we ervan gemaakte hadden. De hele plaat is in vijf dagen gemaakt. Hugo was ontevreden over zijn bijdrage, maar ik wist meteen dat het goed was. Er zijn tienduizenden exemplaren verkocht.’
Met deze successen op zijn naam durfde Lokhin het aan een droom te verwezenlijken: een eigen label met Surinaamse artiesten in de stijl van Tamla Motown. Hij nam drie zelfgeschreven singles op met Billy Jones, Ivy Keizerweerd en een piepjonge Ruth Jacott. ‘Ik ben daar nog steeds trots op. Het was voor Europa een volstrekt nieuwe sound, een beetje afgekeken van de soul uit Philadelphia.’
Het werd in zakelijk opzicht een enorme deceptie. ‘Het lukte mij niet om airplay te krijgen. Als je platen wilde verkopen, moest je op de radio te horen zijn. Ik heb het vuur uit mijn sloffen gelopen. Beroemde dj’s zetten mij het mes op de keel en eisten de helft van de winst. Ik weigerde dat te betalen. Uit principe. Vijftien procent was gangbaar, maar zij wilden vijftig. Het waren pure gangsterpraktijken.’
Gedesillusioneerd raakte Lokhin in een diepe dip. Ook in het discothekencircuit liepen de zaken terug. Steeds meer artiesten gingen de boer op met een backing track. ‘Livebands hadden het moeilijk. We hadden The Twinkle Stars omgedoopt tot Thunderstorm. We speelden in de stijl van Kool &The Gang en Earth, Wind and Fire. Dat ging heel aardig, tot het overlijden van Billy Jones. Hij was de motor achter de vocalen. De zanger is het gezicht. Hij moet de show verkopen. Met zijn vervangers verliep dat moeizaam. We konden bogen op oude successen, maar op een gegeven moment pikten de mensen dat niet meer. Er kwamen ook steeds meer interne strubbelingen tussen de orkestleden. Dan weet je dat het einde nadert.’
Lokhin stortte zich op de hindipop. Hij verzamelde een tiental koren om zich heen, waaronder kinderkoortjes maar ook koren van naam en faam. Met de Resurrection Singers verzorgde hij gastoptredens tijdens concerten van Stevie Wonder, Celine Dion en Mariah Carey. Hij dirigeerde het Residentie Orkest tijdens de uitvaart van prinses Juliana. Hij was kroonlid van de Raad voor de Kunst. Drie maanden geleden kwam het allemaal bij elkaar tijdens een muzikaal eerbetoon in het Bijlmer Parktheater in Zuidoost, met de zieke dirigent, componist en arrangeur als middelpunt.
‘Daar heb ik heel veel warmte gevoeld. Ik kreeg een hoge onderscheiding van de Surinaamse regering. Ik ben benoemd tot Commandeur in de Ere-Orde van de Gele Ster. Dat deed me goed.’
Lokhin, 63 nog maar, zegt zijn lot te accepteren. Het helpt dat hij gelooft in een leven na de dood. Het houdt niet op, is zijn stellige overtuiging. ‘Ik heb altijd veel vertrouwen gehad in de mensen om mij heen. Dat heeft mij veel opgeleverd, al ben ik soms ook lelijk verraden.’
Laatste vraag aan de musicus. Met welke sterren wil hij straks aan gene zijde het liefst een orkestje vormen? ‘Daar hoef ik niet lang over na te denken. Louis Armstrong, King Curtis, Billy Jones. En ik zou graag iets met Michael doen, als hij het niet te druk heeft. Ik heb een nieuw arrangement geschreven voor Heal The World. Het heeft iets meer pit dan het origineel, als je het mij vraagt. Wacht, ik zal het je laten horen.’
Na een lang ziekbed is Stan Lokhin begin december op 63-jarige leeftijd overleden. Twee maanden voor zijn dood gaf de veelzijdige Surinaamse musicus een interview aan het Parool. Journalist Patrick Meershoek tekende dit prachtige artikel op. 'Ik zei: het is leuk dat je Amerikaanse muziek speelt, maar je zult dat nooit beter kunnen dan een Amerikaan. Laten we Surinaamse muziek maken.'
door Patrick Meershoek
Hij zegt dat hij wil sterven in het harnas. In zijn kamer op de vijfde verdieping van zorgcentrum Sint Jacob werkt Stan Lokhin tussen de beterschapswensen op een keyboard aan het kerstrepertoire van het vrouwenkoor Maranatha. Niet dat hij verwacht de uitvoering mee te maken. ‘Mijn nieren zijn er slecht aan toe. Omdat mijn hart ook niet goed is, kan ik niet gedialyseerd worden. Het is de bedoeling dat ik langzaam sterf. De gifstoffen hopen zich op in mijn lichaam en zorgen ervoor dat ik steeds slomer word. Uiteindelijk raak ik in coma en that’s it. Geen leuk vooruitzicht, maar ik heb me ermee verzoend. Ik pluk de dag en kijk met plezier terug op alles wat ik heb gedaan.’
Mooie herinneringen bij de vleet. Aan zijn jeugd in het Paramaribo van de jaren vijftig, waar de maat van het muzikale leven werd aangegeven door de wekelijkse parades van de militaire kapel. In de hotels en sociëteiten speelden The Swing Masters de muziek van Duke Ellington en Benny Goodman. Thuis repeteerde het Orchestra Popular, het orkest van vader Emelius. ‘Ik luisterde naar de muziek en de enorme ruzies als er iets mis ging. Als klein jongetje kon ik dat niet begrijpen, zo fanatiek als die mensen met de muziek bezig waren. Later begreep ik dat het om het resultaat ging. Ze maakten elkaar uit voor alles wat mooi en lelijk was. Daarna dronken ze gezellig een borreltje en was de repetitie voorbij. Het is altijd een voorbeeld voor me gebleven.’
De voertaal in de professionele muziek was Engels en Spaans. Surinaamse volksliedjes werden alleen instrumentaal gespeeld. ‘De Nederlanders wilden als koloniale overheersers verstaan was de mensen zeiden. Wij mochten thuis geen Sranantongo spreken. Op school kreeg je strafwerk. Hetzelfde gold voor de muziek. Als je Surinaamse muziek speelde, was je vernegerd en onbeschaafd. Dat was de officiële lijn. Af en toe waren er clandestiene feesten met Surinaamse volksmuziek. Dan stond op zondagmiddag plotseling het kaseko-orkest Orchestra Washboard ergens voor de high society te spelen. Onaangekondigd en niemand wist wie het orkest had besteld. Dan was het groot feest.’
Op zijn dertiende had Lokhin zijn eerste eigen band. The Rhythm Makers speelden de muziek die hij thuis had afgekeken van het Orchestra Popular, aangevuld met Amerikaanse soul, Caribische calypso en Surinaamse volksliedjes mét zang. ‘Dat was clever. We aten van alle walletjes en konden overal terecht. Overdag zat ik op school, ’s avonds traden we ergens op. Ik verdiende honderddertig gulden in de week, een vermogen. Ik was de best geklede leerling van de school, terwijl ik door mijn ouders als kweekje bij mijn grootmoeder was gebracht, omdat zij niet alle kinderen konden onderhouden. Mijn vader had moeite met mijn succes. Hij had moeten sappelen in de muziek. Hij had liever gezien dat ik had gekozen voor een baan in het onderwijs.’
In 1966 kreeg Lokhin een beurs voor het conservatorium in Amsterdam. Hij was de tweede Surinaamse student op de opleiding, na John Helstone, de latere tweede concertmeester in Rotterdam. ‘Ik was de jongen uit de jungle. Vanaf het moment dat ik goede cijfers ging halen, werd ik met meer respect behandeld.’
Hij woonde in die jaren op een klein kamertje in de Vancouverstraat waar hij van zijn hospita niet mocht blazen, zelfs niet met een demper op zijn trompet. ’s Avonds speelde hij met zijn bandje op feesten van de Surinaamse en Antilliaanse gemeenschap in Huize de Liefde aan de Keizersgracht en het Roothaanhuis aan de Rozengracht. De mensen kwamen uit het hele land. Eerst eten, daarna dansen tot de laatste trein.
Overdag verbleef Lokhin op het conservatorium in het strakke gareel van de klassieke muziek. ‘Ik heb nooit willen kiezen tussen de klassieke muziek en de lichte muziek. Ik hield van beide. Maar dat was niet vanzelfsprekend. Ik ben een keer in de problemen geraakt nadat ik als begeleider van Oscar Harris op de televisie was verschenen. De directeur van het conservatorium liet mij bij zich roepen. Ik kreeg een schorsing van twee weken aan mijn broek wegens het spelen van junglemuziek. Zo werd het letterlijk gezegd. Woedend was ik daarover. Ik speelde op zondag ook trompet in de Westerkerk, maar daar maakten ze geen punt van. Ik heb op het punt gestaan op te stappen. Zo onrechtvaardig vond ik het.’
Korte tijd later zou Lokhin het conservatorium alsnog verlaten. Aanleiding was een brief uit Suriname, waarin zijn vrouw en moeder van twee kinderen hem liet weten een relatie te hebben aangeknoopt met zijn beste vriend. ‘Ik was helemaal door het dolle. Ik had tijdens mijn studie gewerkt op het dok om te sparen voor hun overkomst. Van het geld ben ik naar Italië gereisd. Daar heb ik mij aangesloten bij The Needles. Het waren allemaal Surinamers die als Amerikanen werden verkocht. Dat leverde meer geld op. Voor en na de concerten mochten we uitsluitend Engels spreken. We waren goed hoor. We hebben Aretha Franklin begeleid, King Curtis en Natalie Cole. In Genua stonden we in het voorprogramma van Queen en Genesis.’
The Needles vormden een attractieorkest dat laat op de avond de taken van het huisorkest in clubs en discotheken overnam. Een concert duurde drie kwartier en alle registers werden opengetrokken. ‘Onze gitarist speelde met zijn tanden. Ik hing te blazen aan een balk. Het was een sensatie. We hebben veel geld verdiend. Ik heb mijn verstand gebruikt en ben zuinig omgegaan met mijn verdiensten. Mijn collega’s waren te gekke mannen, maar ze leefden met de dag. Ik leidde een saai leven. Terwijl de anderen achter de wijven aanzaten, zat ik in de kleedkamer te studeren met een whiskey en een colaatje. Het conservatorium had geregeld dat ik mijn opleiding in Parma kon afmaken. Dat heb ik braaf gedaan.’
Terug in Nederland, diploma op zak, voegde Lokhin zich bij The Twinkle Stars, de succesvolle begeleidingsband van Oscar Harris en Billy Jones. Het plan was om een nieuwe muzikale koers in te slaan, met de Surinaamse kaseko als nieuw ingrediënt. ‘Ik wilde de groep naar een hoger plan tillen. The Twinkle Stars speelden op het podium, maar in de studio werden ze vervangen door sessiemuzikanten. Ik wilde dat ze muziek leerden lezen. Ik zei: het is leuk dat je Amerikaanse muziek speelt, maar je zult dat nooit beter kunnen dan een Amerikaan. Laten we Surinaamse muziek maken.’ Het resultaat was de in 1973 verschenen plaat Trotyl met nummers als Poeroe Voetoe en Loekoe Fa Den Boi e Danzie. Het bleek een gouden greep te zijn.
De opwinding over een plaat met Surinaamse volksmuziek met tot in de puntjes verzorgde arrangementen trok ook de aandacht van de Surinaamse zanger Lieve Hugo. Hij vroeg Lokhin zijn nieuwe plaat te produceren. ‘Hugo was een fantastische zanger met een geweldig charisma. Hij pakte iedereen in. In 1973 was hij al ernstig ziek opgenomen in het OLVG. Hij leed aan maagkanker en had veel last van de medicijnen. Ik heb in de studio twee dagen opnamen gemaakt met de band. Daarna is Hugo de nummers komen inzingen. Hij hoorde toen ook voor het eerst wat we ervan gemaakte hadden. De hele plaat is in vijf dagen gemaakt. Hugo was ontevreden over zijn bijdrage, maar ik wist meteen dat het goed was. Er zijn tienduizenden exemplaren verkocht.’
Met deze successen op zijn naam durfde Lokhin het aan een droom te verwezenlijken: een eigen label met Surinaamse artiesten in de stijl van Tamla Motown. Hij nam drie zelfgeschreven singles op met Billy Jones, Ivy Keizerweerd en een piepjonge Ruth Jacott. ‘Ik ben daar nog steeds trots op. Het was voor Europa een volstrekt nieuwe sound, een beetje afgekeken van de soul uit Philadelphia.’
Het werd in zakelijk opzicht een enorme deceptie. ‘Het lukte mij niet om airplay te krijgen. Als je platen wilde verkopen, moest je op de radio te horen zijn. Ik heb het vuur uit mijn sloffen gelopen. Beroemde dj’s zetten mij het mes op de keel en eisten de helft van de winst. Ik weigerde dat te betalen. Uit principe. Vijftien procent was gangbaar, maar zij wilden vijftig. Het waren pure gangsterpraktijken.’
Gedesillusioneerd raakte Lokhin in een diepe dip. Ook in het discothekencircuit liepen de zaken terug. Steeds meer artiesten gingen de boer op met een backing track. ‘Livebands hadden het moeilijk. We hadden The Twinkle Stars omgedoopt tot Thunderstorm. We speelden in de stijl van Kool &The Gang en Earth, Wind and Fire. Dat ging heel aardig, tot het overlijden van Billy Jones. Hij was de motor achter de vocalen. De zanger is het gezicht. Hij moet de show verkopen. Met zijn vervangers verliep dat moeizaam. We konden bogen op oude successen, maar op een gegeven moment pikten de mensen dat niet meer. Er kwamen ook steeds meer interne strubbelingen tussen de orkestleden. Dan weet je dat het einde nadert.’
Lokhin stortte zich op de hindipop. Hij verzamelde een tiental koren om zich heen, waaronder kinderkoortjes maar ook koren van naam en faam. Met de Resurrection Singers verzorgde hij gastoptredens tijdens concerten van Stevie Wonder, Celine Dion en Mariah Carey. Hij dirigeerde het Residentie Orkest tijdens de uitvaart van prinses Juliana. Hij was kroonlid van de Raad voor de Kunst. Drie maanden geleden kwam het allemaal bij elkaar tijdens een muzikaal eerbetoon in het Bijlmer Parktheater in Zuidoost, met de zieke dirigent, componist en arrangeur als middelpunt.
‘Daar heb ik heel veel warmte gevoeld. Ik kreeg een hoge onderscheiding van de Surinaamse regering. Ik ben benoemd tot Commandeur in de Ere-Orde van de Gele Ster. Dat deed me goed.’
Lokhin, 63 nog maar, zegt zijn lot te accepteren. Het helpt dat hij gelooft in een leven na de dood. Het houdt niet op, is zijn stellige overtuiging. ‘Ik heb altijd veel vertrouwen gehad in de mensen om mij heen. Dat heeft mij veel opgeleverd, al ben ik soms ook lelijk verraden.’
Laatste vraag aan de musicus. Met welke sterren wil hij straks aan gene zijde het liefst een orkestje vormen? ‘Daar hoef ik niet lang over na te denken. Louis Armstrong, King Curtis, Billy Jones. En ik zou graag iets met Michael doen, als hij het niet te druk heeft. Ik heb een nieuw arrangement geschreven voor Heal The World. Het heeft iets meer pit dan het origineel, als je het mij vraagt. Wacht, ik zal het je laten horen.’
meer nieuws
Aanstekelijke etnopop door Pools-Oekraïens samenwerkingsverband
donderdag 21 november, 2024
Aartsvader van de trekharmonica bezoekt gelukkig weer eens de lage landen
zaterdag 2 november, 2024
Plus de Transglobal World Music Chart Top-40
vrijdag 1 november, 2024
Jubilerend platenlabel blikt liever vooruit dan terug
dinsdag 29 oktober, 2024
Showcases en conferentie, 23-27 oktober 2024
zaterdag 26 oktober, 2024
Plus de Transglobal World Music Chart Top-40
dinsdag 1 oktober, 2024
Afscheid van een unieke stem
donderdag 19 september, 2024