Cheikh Lô - Balbalou20 juni, 2015

Wagram Bang / Pias

Met een discografie van slechts vijf albums in twintig jaar tijd kun je de Senegalese zanger Cheikh Lô moeilijk een productieve artiest noemen, maar dat maakt zijn heerlijk wiegende afrocubaanse muziek er niet minder mooi om. Met zijn lange dreads wordt hij vaak voor Jamaïcaanse rasta aangezien, maar Lô is lid van de Baye Fall, een tak van de Mouride soefi-broederschap.
Lô werd in 1955 in Burkina Faso (voorheen Opper-Volta) geboren, verhuisde in de jaren zeventig naar Senegal en was drummer in de legendarische Orchestre Volta-Jazz, dat een bruisende mix speelde van afrocubaanse, Congolese en Burkinese muziek. In Parijs was hij jarenlang sessiemuzikant, onder meer bij de gevallen Congolese superster Papa Wemba. In 1995 verscheen zijn door Youssou N’Dour geproduceerde debuut album Ne La Thiass, dat wereldwijd met superlatieven overladen werd. Dat schiep nogal hooggespannen verwachtingen, die echter op de volgende, sterk in kwaliteit wisselende albums niet waargemaakt werden. Verheugend is het dan ook te constateren dat zijn nieuwste, inmiddels vijfde album Balbalou opnieuw ijzersterk is. Handelsmerk is zijn nog altijd zwoele, wat lome stem, die regelmatig fraai de hoogte in gaat. Muzikale inspiratie komt van Senegalese mbalax, Congolese soukous en Jamaïcaanse reggae, maar ook verwerkt hij invloeden uit Burkina Faso, Kameroen en Cuba. Met een keur aan verassende gastartiesten aan zijn zijde stijgt Lô tot grote hoogte en weet hij het nivo van zijn debuut zelfs te overtreffen. Met in het Wolof en Bambara gezongen teksten daagt Lô Afrikaanse staatshoofden en coupplegers uit om verantwoording af te leggen voor hun (wan)daden. Ook roept hij op tot vrede in Afrika en keert hij zich tegen gewelddadige groepering als Boko Haram. Bijzonder fraai is de zwoel wiegende opener Bamba, een hommage aan Amadou Bamba (1858-1930), stichter van de Baye Fall gemeenschap, die wordt ondersteund door violen, een sterke blazerssectie en – echt een vondst- een steelgitaar. Het sterk melancholieke Degg Gui wordt opgefleurd door de Franse accordeonist Fixi en de sensuele vocalen van de Braziliaanse zangeres Flavia Coelho. In Doyal Naniou duikt de Malinese nachtegaal Oumou Sangaré op en in het titelnummer de Libanese jazztrompettist Ibrahim Maalouf. Met slechts tien nummers is het album aan de korte kant, maar alle songs zijn wel voltreffers. Cheikh Lô is weer terug en hoe! (Bas Springer)

Donderdag 23 juli treedt Cheikh Lô op in de North Sea Jazz Club in Amsterdam.





«« terug naar overzicht