Nancy Vieira – Gente17 maart, 2024

Galileo / Xango

Gente (mensen), het nieuwe album van de Kaapverdische zangeres Nancy Vieira, is gebaseerd op traditionele muziek uit Kaapverdië, zoals de morna en de coladeira. In de veertien liederen het album behandelt ze de verhalen, dromen en verlangens, pijn en vreugde van de mensen van Kaapverdië. Het eerste lied, Sol Di Nha Vida, begint met fraai accordeonspel door Luciano Maia, gevolgd door de heldere stem van de in Lissabon woonachtige Vieira. In het tweede nummer, Singa, horen we ook de twinkelende klank van de charango (een snaarinstrument) en de iets donkerder stem van de in Senegal geboren zanger Remna, zoon van ouders uit Kaapverdië en Guinee-Bissau. Mooi is ook Nôve Kretxêu, dat Vieira af en toe ook samen met een koor zingt. Het maakt dit album meteen heel verfrissend. Zowel in dit lied, alsook in het rustige Amor dat erop volgt, is een opvallende rol weggelegd voor de klarinet van Gustavo Nunes. Geweldig is het uptempo en zeer dansbare Ta Cundum Cundum, dat Nancy Vieira samen zingt met Danilo Lopes en David Pessoa van de Kaapverdische groep Fogo Fogo. Alhoewel Vieira een heel andere stem heeft dan wijlen Cesária Évora, doen naar liederen onwillekeurig denken aan de diva op blote voeten. ‘Ik bewonder Cesária om haar eenvoud’, vertelde Nancy Vieira me tijdens een interview. ‘Het is geweldig wat deze eenvoudige vrouw heeft kunnen neerzetten in de wereld. Voor mij is zij een heldin. Ze heeft de deur opengezet voor andere Kaapverdische artiesten.’ En daarmee dus ook voor Nancy Vieira zelf. Haar eerste album Nos Raça kwam uit in 1996 en dit is alweer haar zevende. Het korte lied Fidju Grande zingt Nancy met de Kaapverdische zanger, componist en politicus Mário Lúcio Sousa. Princesa, met Olmo Marín op gitaar en cavaquinho, is daarna weer energieker en wordt gevolgd door het rustiger Praia Maria. Zo beweegt Nancy Vieira zich net als Cesária heen en weer tussen morna en coladeira. In Fado Crioulo, een duet met de Portugese zanger António Zambujo, legt ze op bijzondere wijze de verbinding tussen morna en fado. De traditionele rol van de Portugese gitaar wordt vertolkt door de door Olmo Marín bespeelde cavaquinho. In het wat snellere Dia Funçon neemt de bekende Kaapverdische musicus Miroca Paris de Peruaanse cajón voor zijn rekening. De dansbare en vrolijk stemmende coladeira Meditá, met Iúri Oliveira op conga’s, zingt Nancy samen met de geweldige Angolese zanger Paulo Flores. Rosa Sábi opent wederom met sprankelend spel op de cavaquinho. Bijzonder is dat Vieira het zingt samen met de Portugese fadozangeres en componiste Amélia Muge, die zowel de tekst als de muziek voor het nummer leverde. In het door Cesária’s vaste componist Teófilo Chantre geschreven Dona Morna geven een koor en de door Denys Stetsenko gespeelde viool een enigszins klassiek karakter aan het nummer en dat geeft tevens de veelzijdigheid van dit prachtige album weer. (Rik van Boeckel)


 




«« terug naar overzicht