
Nonesuch / Warner
Omdat haar vader diplomaat was, woonde de Malinese zangeres, gitariste en tekstschrijfster Rokia Traoré in haar jeugd in diverse landen. Al jong absorbeerde ze een grote verscheidenheid aan invloeden, die later haar weerslag vonden in haar mix van Malinese en westerse muziek. Traoré’s debuutalbum Mouneissa (1998) werd internationaal met superlatieven overladen en ging alleen al in Europa meer dan 40.000 maal over de toonbank. Haar derde album Bowmboï (2003) werd onderscheiden met de prestigieuze BBC 3 World Music Award. In 2009 vestigde ze zich in Mali, dat drie jaar later getroffen werd door fundamentalistisch geweld. Voor Traoré een traumatische ervaring, die zijn weerklank vindt op haar zesde cd Né So (‘Thuis’). Het geluid, vastgelegd door producer/muzikant John Parish (PJ Harvey, Eels), die ook haar vorige cd Beautiful Africa (2013) produceerde, is ingetogen en donker, de instrumentatie teruggebracht tot de essentie. Malinese zangeressen zoals Oumou Sangaré en Kandia Kouyaté halen vaak krachtig uit maar Traoré doet het met een rasperige, delicate stem, ondersteund door een typisch westerse rockbezetting met onder meer bassist John Paul Jones (Led Zeppelin) en de ngoni van landgenoot Mamah Diabaté. Haar doorleefde liedjes zijn, zoals altijd, een mix van Malinese en westerse pop en rock, aangevuld met een vleugje afrobeat in Ilé. Kolokani is een schattig wiegeliedje dat ze leerde in haar geboortedorp met dezelfde naam. In Kènia, het meest dynamische nummer, zingt Traoré in de Wassoulou-stijl van Oumou Sangaré. Met pakkende composities en persoonlijk getinte teksten weet Traoré acht nummers lang te boeien. Jammer dat dit verder sterke album enigszins onbevredigend wordt afgesloten met een matige cover van Billie Holiday’s Strange Fruit en twee merkwaardige, half gezongen/half gesproken songs over vluchtelingen, respect en diversiteit. Woensdag 16 maart treedt Rokia Traoré op in de North Sea Jazz Club in Amsterdam. (Bas Springer)
«« terug naar overzicht