v.l.n.r. Shahzad Ismaily, Ben Goldberg en Sam Amidon









Interview met Sam Amidon De man die volksmuziek en free jazz bij elkaar bracht 28 augustus, 2017

Een van de verrassingen van Glatt und Verkehrt 2017 was het optreden van Sam Amidon en zijn trio. Deze Amerikaanse zanger werd geïnspireerd door de onvermoede verwantschap die hij hoorde tussen enerzijds de traditionele muziek van de Appalachen en anderzijds de free jazz van ariesten als Ornette Coleman. In het Oostenrijkse Krems zong hij – begeleid door percussionist, bassist en gitarist Shahzad Ismaily en (contra-alt)klarinettist Ben Goldberg zowel bewerkingen van traditionals als eigen werk van zijn nieuwste cd. Ton Maas sprak met Amidon na afloop van zijn optreden.


door Ton Maas (tekst en foto’s)

Een vergelijking die zich opdringt, is die met Sam Lee, de Engelse folkvernieuwer die eeuwenoude traditie weer springlevend heeft gemaakt. Ben je bekend met zijn werk?

Sterker nog: ik ken Sam goed. [Grinnikt] We zitten in dezelfde WhatsAppgroep die elke zondag ‘Ultimate Frisbee’ speelt. Dus daar tref ik hem regelmatig. [red.: Amidon is getrouwd met zangeres Beth Orton en woont in Engeland.] Muzikaal bewandelen we verschillende wegen, maar conceptueel hebben we natuurlijk veel gemeen. Dat concept is overigens niks nieuws. In de jaren zeventig deden Paul Brady en Planxty al iets dergelijks in Ierland en in Engeland had je Fairport Convention en Shirley Collins. Maar wat Sam nu doet, is wel heel bijzonder.
Waarin hij verder van mij verschilt, is dat hij ook actief is als liedverzamelaar – iets wat ik zeer in hem bewonder. Hij gaat zelf op zoek naar de bronnen. Bij mij werkt het anders, maar ik heb er veel respect voor.



Je hebt een opvallende stijl. Hoe heb je die ontwikkeld?
Dat ging eigenlijk heel gek. Ik groeide begin jaren tachtig op in New England. Mijn ouders en hun vrienden waren in de jaren zestig en zeventig hippies geweest en waren inmiddels neergestreken. Wat hun generatie vooral aansprak, was het gemeenschapsaspect van de volksmuziek. Bij de folkrevival van de jaren zestig denk je al gauw aan een groep mensen rond een kampvuur die om de beurt de gitaar ter hand nemen om een lied te zingen. Maar in de jaren zeventig greep men terug op hoe het er ooit aan toe was gegaan met volksdansen, fiddle-tunes met vijf violisten in een kring en muzikale spelletjes voor kinderen. En men begon dat zelf ook weer te doen in de eigen buurt.

Ierse fiddle tunes
In zo’n omgeving groeide ik op. Dus voor mij draaide het niet om de akoestische gitaar of om optreden voor publiek. Het ging om muziek als onderdeel van het dagelijks leven met vrienden. Mijn ouders zongen graag mee, maar ik niet. Ik speelde eigenlijk vooral Ierse fiddle tunes op mijn viool. Niet dat ik Ierse wortels heb, maar die muziek sprak me enorm aan. In mijn beleving was het ook heel iets anders dan de volksliedjes die zij zongen. Eerlijk gezegd vond ik de Amerikaanse folk een beetje primitief, veel minder elegant dan de Ierse muziek die ik speelde.

Keerpunt
Maar op mijn veertiende had ik maar liefst twee ervaringen die mijn muzikale bewustzijn volledig op z’n kop zette. Ik luisterde destijds veel naar de band Phish. Moet je me niet kwalijk nemen - ik woonde in die tijd in Vermont en wist niet beter. Maar toen maakte Trey Anastasio, de voorman van Phish, een album met de titel Surrender to the Air, waarvoor hij allerlei muzikanten bij elkaar trommelde waar ik nog nooit van had gehoord: Marshall Allen uit het Sun Ra Arkestra, Marc Ribot, John Medeski en andere muzikanten uit de wereld van de free jazz.

Free jazz
Het was een soort eerbetoon aan Ornette Coleman, maar ik kocht de cd omdat ik een fan was van Phish. En ik weet nog precies hoe ik zat te kijken naar de prachtige zwartwitfoto’s in het boekje – van Ribot en Medeski en van trompettist Michael Ray die een Sun Ra-T-shirt aan had – terwijl de muziek binnendrong in mijn hoofd en het bijna deed ontploffen! Dus de volgende dag rende ik terug naar de platenzaak om alles van Ribot, John Zorn en Marshall Allen te kopen dat ze hadden staan. Als het maar ‘free jazz’ heette. Ornette Coleman’s Free Jazz? Doe maar! Anthony Braxton? Kan er ook nog wel bij!

Old time music
In dezelfde periode ontdekte ik dankzij een schoolkameraad de heruitgave van een plaat van Dock Boggs, een mijnwerker en zanger die in de jaren twintig opnamen had gemaakt. En juist het rauwe en het bizarre van zijn muziek sprak me enorm aan – net als free jazz. Dat alles gebeurde overigens jaren voordat het tot uiting kwam in de muziek die ik later als volwassene zou maken. Het was een revolutie die zich voltrok in mij als luisteraar.

De New Yorkse periode
Voor mij gingen old time music en free jazz vanaf dat moment naadloos in elkaar over. Toen al, in 1995! Natuurlijk was ik niet de enige die dat soort verbanden zag, maar ik deed het wel op mijn eigen manier. En natuurlijk sloot het ook prima aan bij de veldopnamen zoals Alan Lomax die had gemaakt. De manier waarop dat alles samen kwam, was voor mij de sleutel tot de volksmuziek van de Appalachen. Toch was de reden om naar New York te verhuizen voor mij vooral om te ontsnappen aan de folkmuziek! Om een einde te maken aan de discrepantie tussen de muziek waar ik naar luisterde en de muziek die ik speelde. Mijn platenverzameling bestond vooral uit Jimi Hendrix, Miles Davis – Bitches Brew, waar mijn vader zo van hield en die hij me cadeau had gegeven – Albert Ayler, Tony Conrad en ga zo maar door. Maar zelf speelde ik nog altijd uitsluitend Ierse fiddle tunes.

Innerlijke ontdekkingsreis
In New York hoopte ik andere muziek te kunnen gaan maken. En terwijl ik gitaar leerde spelen, begon ik gek genoeg ook te zingen. Maar wat zing je dan? Wat je kent natuurlijk: folk songs! En vervolgens kwam ik op een bepaald moment op het idee om zo’n liedje te combineren met een of andere vreemde gitaarpartij die ik aan het uitvogelen was. Dat was het begin van een lange innerlijke ontdekkingsreis die me uiteindelijk hier heeft gebracht.

Speelde je als kind al verschillende instrumenten?
Nee, de viool was lange tijd mijn enige instrument. Gitaar en banjo kwamen pas later in beeld, puur vanwege van de muziek die ik wilde maken. Mijn banjospel is ook nogal primitief – uitsluitend ‘clawhammer’ stijl – heel anders dan het bekende vuurwerk uit de bluegrass, hoewel ik daar best jaloers op ben. Maar dit past het best bij mijn muziek.

Je was misschien niet de enige die het verband tussen traditionele folk en free jazz zag, maar weinig mensen trokken het zo ver door.
[Grinnikt]. Het werd wat je noemt een obsessie. En ik zou het ook niet echt free jazz willen noemen, want de zang staat uiteindelijk altijd centraal. Ik heb veel geluisterd naar zangers die me raken met hun expressie, zoals Nick Drake en Arthur Russell . Op mijn nieuwe album The Following Mountain kan je wel wat free jazz horen, maar dat zijn ook allemaal eigen composities en geen bewerkingen van folk songs. Op mijn voorgaande platen is free jazz eigenlijk alleen als achtergrond aanwezig, als een idee over hoe je met je instrument kunt omgaan. Om dat onder de knie te krijgen heb ik ooit les genomen van Leroy Jenkins, de beroemde jazzviolist.

Ik heb de indruk dat er nóg een geheim is dat veel artiesten die zich op een vernieuwende manier met traditie bezighouden, met elkaar gemeen hebben: vertragen.
Interessant! Daar snijd je iets wezenlijks aan waar ik gek genoeg nog nooit over heb nagedacht. Toch denk ik dat je gelijk hebt. Als het over mij gaat, is de bron ervan een band waarin mijn vaste begeleider Shahzad Ismaily heeft gespeeld, samen met mijn oude vriend Thomas Bartlett. Thomas was hun componist en schreef vooral trage stukken. Ze hadden iets meditatiefs, maar het was ook een soort punkdaad om in een rocksetting van die tergend langzame muziek te maken. Een andere inspiratiebron was de band Yo La Tengo. En ook hun muziek wordt gekenmerkt door een zekere verstilling.

Het kan natuurlijk ontaarden in een gimmick, zoals wanneer Patricia Barber Light My Fire onder handen neemt.
Heb ik nooit gehoord, maar ik snap wat je bedoelt. Volgens mij moet het vooral eerlijk blijven.

De manier waarop je zingt – zonder vibrato – is ook diep geworteld in de traditie.
Er is een verband tussen de twee zaken die je aansnijdt. Het langzame, meer naar binnen gerichte karakter van de muziek van Nick Drake, Arthur Russell en Yo La Tengo vind je ook terug bij de balladezangers uit de Appalachen: Roscoe Holcomb, Dock Boggs en met name Almeda Riddle, een zangeres van wie Alan Lomax opnamen heeft gemaakt. Helemaal zonder begeleiding zong zij lange ballades met acht of meer refreinen. Als je naar haar luistert, hoor je een enorme rust en diepgang. Ze had het er ook over in interviews: hoe je helemaal moet doordringen tot de kern van het lied. Bij een moordballade ga je niet harder zingen als je bij de moord zelf bent aangekomen. Je bent als het ware de dienaar van het lied, zodat het verhaal zelf zijn werk kan doen. Of dat voor mij ook geldt, kan ik niet zeggen. Maar ik ben me wel zeer bewust van de innerlijke ruimte die je als zanger kunt benutten. En ja, dat heb ik vooral geleerd van traditionele volksmuzikanten.

Op 5 november treedt Sam Amidon op in Bitterzoet, Amsterdam
Informatie en tickets

www.samamidon.com









meer features
Achtergronden bij El Ultimo Trago
23 december, 2009
Poëzie in de strijd tegen de wereldmuziekpolitie
24 december, 2009
Oumou Sangar�s Seya album van het jaar
26 december, 2009
Havana Cultura: een omvangrijk muzikaal project
20 juli, 2010
Zangeres op tournee in Nederland met nieuwe cd op zak
6 april, 2011
Ivoriaanse bassiste/zangeres presenteert nieuw project
27 februari, 2010
Gitarist Dom Flemons over Genuine Negro Jig
27 september, 2012
Portugees kwartet komt naar Nederland
26 maart, 2012
Malinese zanger voor drie concerten naar Nederland
14 september, 2010
Muziek die uitwaaiert naar alle werelddelen
20 oktober, 2011