Markku Lepistö & Mikko Helenius – Bellows and Pipes7 augustus, 2019

Rapusaari / Xango

Veel geblaas op dit nieuwe album van trekharmonicaspeler Markku Lepistö en organist Mikko Helenius, die het kerkorgel bedient. Het gaat er minder heftig aan toe dan op de orgel-en-gitaarduetten die Knut Reiersrud en Iver Kleive in de jaren negentig opnamen. Toen klonk het soms wel of Stratocaster en kerkorgel aan het armpje drukken waren. De trekharmonica moet het in tegenstelling tot de elektrische gitaar hebben van het adagium ‘wie niet sterk is, moet slim zijn’. En zoals echt goede zangers zich met alleen timing en frasering hoorbaar maken te midden van herrie, zijn de vingers van Lepistö op de knoppen van zijn instrument die van Helenius op de klavieren per definitie te vlug af.
Het album opent met de bewerking van een volksliedje, maar al na twee stukken is het tijd voor het hoofdgerecht: een zesdelige suite voor trekharmonica en kerkorgel, gecomponeerd door Lepistö. Net als de meeste van zijn collega’s werkt de Fin mee aan het aloude misverstand dat de trekharmonica een accordeon zou zijn. Helemaal onderaan de achterkant van het hoesje voegt hij weliswaar het woord ‘diatonic’ toe, maar verder lijkt hij steeds te suggereren dat er een accordeon te horen valt. (Voor wie het nog niet wist: accordeons zijn unisonoor en produceren in beide richtingen van de balgbeweging dezelfde toon, terwijl de trekharmonica bisonoor is en net als de mondharmonica bij ‘blazen’ een andere toon produceert dan bij ‘zuigen’.)
Hoewel het orgel zich maar met moeite kan ontworstelen aan de associatie met kerkmuziek, spannen de mannen zich in om hun muziek daarvan los te weken, met de vierde suite, Second Waltz, als speels en duidelijk voorbeeld. Bellows and Pipes is niet de meest enerverende luisterervaring, maar fijnzinnigheid en raffinement maken veel goed. (Ton Maas)





«« terug naar overzicht