Afenginn – Opus12 november, 2017

Westpark / Music & Words

We blijven nog even in Denemarken, want ook de nieuwe cd van Afenginn mag hier niet onvermeld blijven. De zevenmansformatie heeft zich voor de gelegenheid omringd met maar liefst negen gastmusici en een heus dameskoor en koos voor deze dubbelcd bovendien een niet weinig pretentieuze titel. Maar het moet gezegd: het resultaat is verbluffend.
Het dreigend aanzwellende geroffel van Intro vloeit naadloos over in Bordrone, een stuk waarin quasi-klassieke kamermuziek en balkaneske capriolen schaamteloos door elkaar worden gehusseld. Guzzy wordt vervolgens bijna bedolven onder beukend slagwerk, waarna Luna Televisio opent met de ingehuurde kopersectie die de weg effent voor een eerste vocale bijdrage in lijzige spreekzangstijl. Band, gasten en koor zorgen vervolgens voor een climax van orkestrale proporties.
Pas met Quicksilver – nummer vijf op de tracklist – mogen we als luisteraar een beetje op adem komen. Maar ook dat is van korte duur. Even krijgt de klarinet van Rasmus Krøyer de ruimte om sierlijke lijnen door het zwerk te trekken, maar dan drijven gitaar en slagwerk het tempo alweer op. Met Plantaris belanden we in het universum van Philip Glass, met de kenmerkende repetitieve orkestklanken, waarna het tweede deel van Opus – heel toepasselijk P genaamd – heel terloops en verstild van start gaat met Lentoperho. We zijn dan pas halverwege de eerste van de twee cd’s.
Zo uitbundig als O was, zo introvert is P. En ook U gaat op stemmige toon van start met de terugkeer van weemoedig klarinetspel, dit keer geschraagd door de marimba van Kaare Munkholm. Maar met Rasende Tabul gaat de balkanbeuk erin. Krøyer mag nog even blijven, maar moet wel een paar tandjes bijzetten om boven het voortrazende feestortkest uit te komen.
S, het vierde en laatste deel van Opus, oogt al meteen serieus met titels als Fototoksik, Pandemonium en Amore Memoriam. Pandemonium klinkt echter verrassend beheerst, al heeft de heftig vibrerende zangstem beslist iets griezeligs. En de twee laatste stukken – samen goed voor een dik kwartier – zijn weliswaar fraai maar allesbehalve opbeurend.
De levensloop van Afenginn laat zich nog het best vergelijken met die van de Amsterdam Klezmer Band: in eerste instantie sterk verbonden met de (Oost-Europese) traditie, maar geleidelijk aan steeds vrijer opererend en zich uiteindelijk transformerend tot eigentijds muziekcollectief dat lak heeft aan grenzen. Met dit zesde album in ruim dertien jaar levert de Deense formatie een formidabel werkstuk af dat de titel beslist eer aan doet. (Ton Maas)






«« terug naar overzicht