Anne Hytta – Strimur23 mei, 2017

Ta:lik

De hardingfele is een viool met extra resonantiesnaren en de nationale trots van Noorwegen als het over muziek gaat. Er worden lichtvoetige danswijsjes op gespeeld, maar ook trage, meeslepende hymnen waar de bevindelijkheid van af druipt. Die stemmige en spirituele kant van het instrument openbaarde zich voor mij voor het eerst in al zijn glorie op het album Å uit 1999, vrucht van een uniek samenwerkingsverband tussen de Noorse meesterviolist Knut Hamre en de Amerikaanse gitaaravonturier Steve Tibbetts.
Deze derde cd van violiste Anne Hytta opent in dezelfde sfeer, met de hymne Thomasklokkene, een stuk waarin je inderdaad het gebeier van kerkklokken kunt ontwaren. Hytta, die eerder deel uitmaakte van de groep Slagr, haalde voor deze solo-exercitie alles uit de kast. Niet in de laatste plaats qua instrumentarium, want ze bespeelt maar liefst vier verschillende hardanger violen: een van de legendarische speler Olav Løndal (‘donker, intens’), een uit Helland (‘glanzend, stralend’), eentje uit Steintjonndal (‘verwant, maar meer poreus en met een scherper randje’) en een uit Røstad (‘vol en krachtig’).
Kenmerkend voor het geluid van de hardingfele is dat de speler twee en soms zelfs drie snaren tegelijk aanstrijkt. Daardoor krijg je al gauw de indruk dat er meer dan een violist aan het werk is. Het zorgt ook voor licht schurende dissonanten die aan de onderliggende resonantiesnaren een waaier van boventonen ontlokken. Heel anders dan de ‘klassieke’ viool, die bovendien een wat warmere en rondere klank heeft.
Op Strimur wisselen danswijsjes – vaak met ‘voetpercussie’ – en statige hymnen elkaar af. Hytta's spel is in alle gevallen voorbeeldig, maar het zijn toch vooral ingetogen en breekbare stukken als het wonderschone Gudbrandsdølen die de meeste indruk maken. (Ton Maas)





«« terug naar overzicht