Leendert van der Valk - Voudou23 september, 2017

AtlasContact

De eerste keer dat ik met voudou in aanraking, kwam was in New York, lente 1983. In een anonieme wolkenkrabber voltrokken zich griezelige rituelen, die ik mee mocht maken dankzij een kennis uit de band Talking Heads, waarvan de leden op dat moment al gebiologeerd waren door de Haitiaanse rara-voudou. In zijn boek Voudou beschrijft muziekjournalist Leendert van der Valk op indringende wijze zijn  zoektocht naar de diepste spirituele krochten van de voodoo (ook wel vaudou of voodun genoemd), de verering van de goden/vooroudergeesten van volken als de Fon, Ewe en Yoruba, die vanaf de kusten van Ghana, Togo, Dahomey (nu Benin) en Nigeria met de slavenschepen meereisden naar de nieuwe wereld.

Van der Valk duikt diep in de historie van de door lokale koningen tot slaaf gemaakte Afrikanen uit Benin, diin 1647 met het eerste slavenschip in New Orleans aankwamen. Zijn speurtocht door de diaspora en de ontstaansgebieden is een fascinerende ontrafeling van een complex van rituelen en regelrecht huiveringwekkende ervaringen. Vooral de confrontaties met voodoopriesters in Togo en Benin, gearrangeerd met hulp van zijn Afrikaanse gidsen - Leopold uit Utrecht en Martial van de Gangbé Brass Band - zijn soms huiveringwekkend spannend.

Deze queeste vol mysterieuze voorvallen begint bij de gospeltrance zoals die te vinden is bij de pinkstergemeenten van Mississippi. Hier maakt Van der Valk kennis met de voodoogod Legba (elders Ellegua genaamd). Deze poortwachter en kruispuntbewaker, ooit bezongen door blueslegende Robert Johnson (in Standing at the Crossroads) verdween uit Mississippi om vervolgens op te duiken op Congo Square en bij de Mardigrasrituelen die de schrijver ondergaat in New Orleans. Boeiend zijn de verhalen over de machtige zieneres Marie Laveau, de 'voodoo queen of New Orleans' die veelvuldig is bezongen door artiesten als Redbone en Mac Rebennack - beter bekend als Dr. John. De titel van diens eerste album uit 1968, Gris Gris, is een verwijzing naar de amuletten die worden gedragen door de 'New Orleans Injuns'. 

Na een tumultueus verblijf in Haïti, bakermat van de rara-voodoo, reist Leendert via Curaçao naar Suriname, waar hij diep in de Winti (de Surinaamse pendant van de voodoo) duikt. Hier wordt hij voor het eerst geconfronteerd met raadselachtige bezweringen door priesters, die een essentiële rol spelen in het hele verhaal. Zo mag hij volgens het fa-orakel, een soort magische wiskunde met kaurischelpen, als yovo (blanke) geen rode kleding dragen en beslist niet in trance raken.

Deze verboden en bepaald niet ongevaarlijke trance is waar het in de rest van het boek om draait. Niet om de nepvariant van Armin van Buren, Tiësto en kornuiten, maar trance waarbij men totaal buiten zinnen raakt en overgaat naar een dieper bewustzijn, compleet met fysieke uitingen van bezetenheid die voor niet-ingewijden behoorlijk eng kunnen zijn. Voor deze voodoosi-rituelen, door Van der Valk op fascinerende wijze beschreven, hoef je overigens niet eens ver te reizen, want hij maakt er ook een mee in Zaandam.

Van meet af aan vindt Van der Valk dat hij aan de voodoogoden toestemming moet vragen om te mogen schrijven over zijn reis, waarbij hij veel nieuwe (goden)ritmes ondekt, gespeeld op een scala van trommels van uiteenlopende grootte en klank, zoals de batadrums van de Yoruba, de agida en de brekete in Togo en Benin. Vaudau, santeria, rara, winti en candomblé, het zijn allemaal lokale varianten, vaak gebed in het geloof van de koloniale heersers, waarin steeds dezelfde goden terugkeren.

Die goden moet je niet onderschatten, benadrukt Van der Valk, die gaandeweg probeert te voodoo-iseren. Legba (Elegua) de poortwachter, de slangengod Danbala, Oshun, de tweelinggod en Shango, de dondergod, het zijn allemaal figuren waarmee je als aanhanger rekening dient te houden. Gelukkig is er ook Yemaya, een soort Mariafiguur onder de voodoogoden, die een en ander in goede banen kan leiden. En aan al die goden moet voortdurend geofferd worden.

Van der Valks analyse van de invloed van voodoo, in al zijn gedaantes, op de zwarte 'groove'-muziek is een mooie synopsis van wat veel muziekliefhebbers al wisten, maar hij voegt er ook diepte en duiding aan toe. Zo schetst hij de muzikale draaikolk waarmee de ritmes van volken als de Fon, Ewe en Yoruba, die met de slavenhandel de oceaan waren overgestoken, in de twintigste eeuw via grammofoonplaten en tournees van Cubaanse orkesten en zwarte Amerikanen zoals de charismatische James Brown en zijn voudoojunglegroove, weer terugkeren naar het Afrikaanse moederland.

De indringende manier waarop Van der Valk zijn ervaringen beschrijft, zorgen dat er voor de lezer veel te beleven valt, zeker als het eng wordt. Ook de meest lugubere aspecten van de voodoocultus worden zo levendig beschreven dat je als lezer het gevoel hebt er bij te zijn.

De sterkste hoofdstukken zijn die over Van de Valks belevenissen in Togo en Benin. Daar komt het tot heftige confrontaties met voodoopriesters (hounoungans), die allemaal een eigen couvent (een soort kapel vol onwelriekende plengofferparafernalia) beheren. Op plastische wijze doet grooveliefhebber Van der Valk verslag van agressief gedrag en gruwelijke taferelen in Togo en van het jaarlijkse voodoofestival in Ouidah, Benin. De voodoogoden zijn net mensen; ze kunnen boos worden en willen behaagd worden met offers, waarbij steeds dezelfde atributen terugkeren. Hanen, slangen en geiten zijn als offerdieren in trek, net als ooit door de VOC geïnroduceerde Hollandse jenever. Hier dus geen Hennessy cognac - zoals in de hiphop gangbaar is - maar gewoon oude klare van Henkes, die prima voldoet als plengoffer.

Ook de poppetjes van de vooroudergeesten (egunguns) met naalden zijn ruimschoots aanwezig en deze vervaarlijke en afschrikwekkende monsters duiken soms totaal onverwacht in levenden lijve op als dansende hooibergen in Togolese voodoodorpen.

Het pantheon van de voodoo omvat maar liefst 41 hoofdgoden. Met een woordenlijst van ruim honderd deels nieuwe begrippen leest Voudou ondanks Leenderts bevlogen stijl soms als een studieboek. Hij rakelt veel op over dit ooit zo heikele onderwerp en verzeilt in uiterst hachelijke situaties. De connecties die hij aanwijst met zwarte muziek uit het Caribische gebied en West-Afrika zijn vaak origineel, soms al lang bekend en hier en daar ook betwistbaar. Maar duidelijk wordt dat voodoo op veel meer plaatsen opduikt dan je zou denken. Zo is er in de succesvolle reizende tentoonstelling 'Voetbal als Religie' behalve een altaar voor Maradonna ook een voodoo-altaar te zien, gemaakt door een Togolese hounoungan voor het voetbalelftal van Togo tijdens het WK in Duitsland, bedoeld om tegenstanders te intimideren met ingesnoerde voodoopoppen, veve's en egunguns. Jammer dat de Togo All Stars de tweede editie van het Voodoo To Go Festival niet hebben kunnen opfleuren vanwege de politieke onrust in Togo. Zoveel macht hebben de voodoogoden dus ook weer niet, maar Van der Valks boek - inmiddels in tweede druk - is desalniettemin een regelrechte aanrader, zowel voor liefhebbers van zwarte muziek als ook voor voodoodummies. Want ook al dacht je er heel wat van te weten, aan die illusie maakt Van der Valk met zijn boek korte metten. (Pieter Franssen) 

 




«« terug naar overzicht