Khiyo – Bengali Music With a London Sound2 oktober, 2015

ARC / Music & Words

Volgens de hoestekst is de ambitie van zangeres Sohini Alam en gitarist/toetsenist Oliver Weeks om Bengaals muzikaal erfgoed op radicale wijze bij de tijd te brengen, daarbij gebruik makend van stijlvormen uit Oost en West, zowel volkse als klassieke, alsmede rock en jazz. Hoewel je daarmee veel kanten op kan, ging de voorkeur blijkbaar in hoge mate uit naar de rock. Drums en elektrische gitaar domineren het klankbeeld, dat bovendien onrustbarend schril en blikkerig van karakter is. Dat Alam ook in het echt zo’n snerpende stem heeft, valt niet uit te sluiten, maar zelfs de concertvleugel waarvan Weeks zich af en toe bedient, klinkt afgeknepen. Naar de contrabas van Ben Heartland, die zijn sporen verdiende in het James Taylor Quartet, moet je in de eerste zes stukken van de plaat nadrukkelijk op zoek. Pas in het zevende stuk, dat eindelijk kalm en ingetogen van start gaat, krijgt zijn instrument iets van het diep resonerende gezoem dat je van een akoestische bas mag verwachten. De opwarming zet daarna door, al blijf je je afvragen of het een goed idee van Alam en Weeks was om zelf de productie te doen in plaats van een extern oor in de arm te nemen. Iemand als Joe Boyd of Ben Mandelson had zeker voor meer transparantie en gloed in het klankbeeld gezorgd.
De bewerkingen van religieuze en volksliederen, getoonzette gedichten en nieuw gecomponeerd materiaal gaan met regelmaat boeiend van start, maar te vaak monden de arrangementen vervolgens toch weer uit in teveel van het goede. Als het om Indiase vocale traditie in combinatie met westerse pop gaat, is Anahita, de voortreffelijke plaat van khyalzangeres Shweta Jhaveri met gitarist Will Bernard en zijn band uit 2001, voor mij nog altijd het ijkpunt. En voor Khiyo blijkt die lat helaas te hoog. (Ton Maas)





«« terug naar overzicht